Ook op de politieke agenda lijkt de hoofddoek steeds terug te komen. Discussies en debatten houden menig mens bezig wanneer het gaat over het al dan niet toelaten van de hoofddoek in de publieke ruimte (bijvoorbeeld in de dienstverlening). Net zoals in het onderwijs houdt men weinig rekening met het feit dat de hoofddoek een deel is van de identiteit van sommige moslimvrouwen en dat zij dit niet zomaar naast zich kunnen leggen wanneer zij de publieke ruimte betreden, wanneer zij moeten gaan werken of naar school moeten gaan. Meer nog, het zou afbreuk kunnen doen aan het proces van zelfactualisatie, onmisbaar voor elke mens, waardoor deze groep vrouwen in de samenleving in een erg moeilijke positie terecht komen. Het ontwikkelen van een minderwaardigheidscomplex of een gevoel van afwijzing zijn dingen die zwaar kunnen wegen en mensen belemmeren om optimaal te groeien. Al deze factoren terzijde lijkt de discussie een paradoxaal karakter te hebben. Net omdat we als samenleving de verlichtingswaarden en het ‘recht op vrijheid’ zo belangrijk vinden, willen we deze vrijheid voor ‘iedereen’ waardoor we het recht willen ontnemen om te dragen wat men wil? Opvallend in het politieke debat is dat participatie niet als uitgangspunt wordt genomen. Met andere woorden wordt de groep waarover gesproken wordt nauwelijks betrokken, de discussie wordt over de hoofden heen van moslima’s gevoerd waardoor men onvermijdelijk vanuit de politiek uitspraken en handelingen zal doen, gebaseerd op presumpties in plaats van op feiten.