Vanuit de koran kunnen we begrijpen dat God de man en vrouw complementair aan elkaar heeft geschapen. Beiden zijn uniek door Allah gemaakt en zijn bedoeld om elkaar te versterken, te steunen en te beschermen. De man zal volgens zijn capaciteiten, waar hij als man sterker in staat, de beschermende rol over zijn vrouw kunnen opnemen. Terwijl een vrouw vanuit haar natuurlijke aanleg voor zorg en emotionaliteit haar man dan weer zal kunnen steunen in die zin. De voorschriften die we vanuit het geloof vaststellen als het gaat over de functie en rol van man en vrouw kunnen we herleiden tot het optimaal inzetten van die specifieke eigenschappen. Zowel biologisch, lichamelijk en emotioneel zijn man en vrouw verschillend van elkaar. Deze verschillen kunnen we een fundamentele ongelijkheid noemen maar absoluut geen ongelijkwaardigheid. De man en de vrouw zijn gelijkwaardig en hebben elk hun rechten én plichten. Op verschillende plekken in de koran wordt de vrouw in het bijzonder erkend in haar gevoeligheden. We merken vandaag dat interpretaties van de heilige tekst een beeld geven van een mannelijke dominante rol binnen een islamitisch huwelijkssysteem. Dit heeft te maken met de genealogie van de ‘kennis’ die we vandaag hebben, die mannelijk geconstrueerd is. Wanneer men terugkeert naar de koran zelf als bron, rekening houdend met de specifieke persoonlijkheidskenmerken van man en vrouw, vinden we dat dit niet het geval is.